Voor het gebruik van stoomkracht en de benzinemotor gebruikte men grote dieren als vervoersmiddel. De volgende diersoorten zijn ooit als rijdier gebruikt en vervullen soms nog steeds deze rol.
Het paard
Het eerste dier dat echt met succes voor transport werd ingezet was het paard. Wilde paarden leefden op de steppen van Centraal-Azië en Rusland. Omdat paarden een groepsstructuur met een alfahengst hebben, kunnen ze getraind worden om een mens als leider te accepteren. Zo’n 2.000 jaar geleden werden paarden gedomesticeerd – hoewel ze toen nog te klein waren om op te rijden en dus eerst voor karren en strijdwagens gespannen werden. Pas later werden er paarden gefokt die als rijdier geschikt waren. Zowel in de oorlogsvoering als in het dagelijks leven bleef het sterke rijpaard tot de 20e eeuw een onmisbaar vervoersmiddel en nog steeds is paardrijden een geliefde hobby en sport.
De kameel en dromedaris
In de woestijnachtige streken van Arabië en Mongolië werden de kameel en de dromedaris getemd als rij- en lastdier. Het zijn oersterke dieren die heel lang zonder eten en water kunnen, maar wel minder gehoorzaam en trager zijn dan paarden. Kamelen waren onmisbaar voor de handelsroutes door Azië en door de Sahara. Ze werden ook als ‘strijdros’ gebruikt: de Tataren, de Toearegs en de Arabieren gebruikten de kameel om plotseling uit de woestijn te verschijnen, toe te slaan met lans of boog en dan weer in het niets te verdwijnen.
De ezel
De ezel is een beter lastdier dan een rijdier: het beest is net sterk genoeg om kinderen of lichte personen te dragen. Ook valt het niet mee om een ezel af te richten (‘zo koppig als een ezel’). Kruisingen met paarden leveren het grotere muildier op, dat beter als rijdier gebruikt kan worden. Ezels en muildieren kunnen bovendien met de slechtste voeding toe en vinden hun pad ook over rotsterrein en op smalle bergrichels.
De lama en alpaca
Wat voor de ezel geldt, geldt ook voor de kleine kamelensoorten van Zuid-Amerika: de lama en alpaca kunnen alleen kinderen dragen. Er waren ooit kamelen en paarden in Amerika, maar die zijn met het arriveren van de eerste Indianen uitgestorven en nooit getemd. Daarom waren er, tot de komst van de Europese veroveraars, eigenlijk geen echte rijdieren in Amerika.
De olifant
Ook het allergrootste landdier laat zich temmen – hoewel de olifant nooit zo gehoorzaam en betrouwbaar wordt als een paard. Olifanten zijn niet snel, maar wel ontzettend sterk en bovendien te trainen. Vroeger werden ze gebruikt om bomen, kanonnen en wagens te verslepen en om als een soort primitieve tank, met soldaten op hun rug, op de vijand af te stormen. Vooral de oude Perzische, Indiase en Zuidoost-Aziatische staten hadden vaak grote legers van Indische olifanten. De grote Afrikaanse savanneolifant valt niet te temmen, maar in sommige delen van dat continent kwam ooit een ondersoort van de bosolifant voor: deze vrij kleine dieren werden door Carthago (Hannibal) en de Egyptische farao’s als cavalerie gebruikt.